De meeste winst voor de meest kwetsbare kinderen
Het begon met signalen vanuit JGZ Utrecht: het viel hen op dat kinderen in het speciaal (basis)onderwijs relatief vaak kampen met overgewicht of obesitas. Die signalen werden onderzocht door de epidemiologen van Volksgezondheid en werden helaas bevestigd. Dat was de aanleiding voor het Samenwerkingsverband Gezond Gewicht Utrechtse Jeugd om er een focuspunt van de maken. “Dit zijn de meest kwetsbare leerlingen waar de meeste gezondheidswinst te behalen valt”, vat Gio van den Heuvel (gemeente Utrecht) hun missie samen. We spreken met hem, beweeg- en vitaliteitsmakelaar Petra Kühr (SportUtrecht), leerkracht Hanne Krämer en ondernemer Anne van Boven (Groentjessoep) over Gezond Speciaal Onderwijs in Utrecht en hoe in een aansprekend voorbeeld letterlijk alle kinderen op een SBO-school ervaren dat er een nieuwe wind is gaan waaien.
“We hebben er in Utrecht voor gekozen om samen met allerlei samenwerkingspartners een aanpak te maken voor een gezondere jeugd”, vertelt Gio van den Heuvel. “De stad moet het doen. En daarbij zijn wij als gemeente één van de partijen. Ondertussen zijn dat een stuk of zestig organisaties. JOGG is ook één van de partijen. Wij noemen het Samenwerkingsverband Gezond Gewicht Utrechtse Jeugd.”
Start
“We zijn begonnen met de gezondheidscijfers”, licht Gio toe. “We weten dat in bepaalde wijken meer overgewicht voorkomt. We weten dat het opleidingsniveau en migratie een rol spelen. Onze jeugdartsen zeiden: kijk ook eens hoe het zit met de leerlingen in het speciaal (basis)onderwijs. Wij hebben de indruk dat overgewicht bij deze kinderen ontzettend toeneemt.” Dat bleek inderdaad het geval. “In 2019 was het percentage kinderen in Utrecht met overgewicht of obesitas 14 procent (Volksgezondheidsmonitor Utrecht). Voor kinderen in het *speciaal onderwijs was dat 28 tot 41 procent. Daar moeten we iets mee, vonden we. Gezond speciaal onderwijs werd daarom een van onze focuspunten. Er is een kartrekkersgroep opgericht met diverse partners die mee wilden denken over hoe we dit onderwerp konden agenderen.”
“Cruciaal was natuurlijk de vraag: willen de scholen het zelf wel?” De scholen wilden er heel graag mee aan de slag. “We hebben vervolgens een nulmeting gedaan, aan de scholen gevraagd: wat gebeurt er nu al? En waar hebben jullie behoefte aan? Het belangrijkste dat ze noemden was: wij hebben behoefte aan ondersteuning. Wij weten niet wat er aan aanbod is.” En er bleek weinig passend aanbod te zijn, met name op het gebied van voeding en welbevinden. “Ik heb toen tijdelijke urenuitbreiding gekregen om als strategisch adviseur gezond speciaal onderwijs de randvoorwaarden te creëren om die scholen te kunnen helpen. Door o.a. leefstijlaanbieders te stimuleren om passend aanbod te ontwikkelen. We ontdekten later ook dat 58 procent van de ouders van kinderen op het speciaal onderwijs als hoogst genoten opleiding basisonderwijs of vmbo-onderwijs heeft gevolgd. Dat zegt iets over de mogelijkheden die ouders hebben om hun kind te ondersteunen en de oplossingsrichtingen die je als professionals kiest om tot een gezonde leefstijl te komen.”
Petra Kühr was al beweegmakelaar speciaal onderwijs. Zij adviseerde de scholen al op het gebied van bewegen en sporten. Scholen hadden ook behoefte aan iemand die concreet op uitvoerend niveau met hen meedacht over andere thema’s. Het meest logische was dat zij vitaliteitsmakelaar werd en haar taken kon uitbreiden. Mede dankzij de hulp van Special Heroes is dit gelukt.
“Wij voegen ons naar de wensen van de scholen”, benadrukt Gio. “Op strategisch niveau doe ik dat en meer praktisch-uitvoerend doet Petra dat. En we koppelen, als de scholen dat willen, de leefstijlaanbieders aan de scholen.”
Menukaart
Petra Kühr legt dus de verbinding tussen de speciaal onderwijsscholen en de leefstijlaanbieders. Petra: “Dat zijn organisaties die iets doen met een gezonde leefstijl. Dus veel adviseren en meedenken met de scholen over wat ze kunnen doen om een gezondere leefstijl te bevorderen en te implementeren op de scholen.”
“Het eerste gesprek met de school is vaak met de directeur of iemand uit het MT, de jeugdarts, ik, en meestal Gio vanuit de gemeente”, vertelt ze. “Dan bespreken we de reden dat we aan tafel zitten. We laten de school zien welk aanbod er is. Dat doen we aan de hand van een soort menukaart die speciaal voor de speciaal onderwijsscholen in Utrecht is gemaakt.” Vervolgens bekijken ze samen: wat zou voor de betreffende school het best passen? “Meestal spreken we aan het eind van het gesprek af dat de school het gesprek even laat bezinken en gaat nadenken over de mogelijkheden die er zijn en met welke thema’s ze aan de slag willen en kunnen.” Meestal wordt vervolgens een coördinator aangesteld, dus iemand binnen de school die dit proces op de school in goede banen leidt. En vaak wordt die persoon ook het aanspreekpunt voor Petra. “Ik adviseer vaak: zorg dat er een werkgroep op jouw school mee aan de slag gaat, zodat je er als coördinator niet alleen voor staat.” Vervolgens wordt met de contactpersoon ook besproken welke subsidiemogelijkheden er zijn. “Ik kan ze daarbij helpen: deze subsidie is er, vraag hem aan, dan hebben jullie budget.” Met als resultaat dat de scholen vaak een gezonde-schoolaanpak realiseren. “Vaak nemen ze vervolgens weer contact met mij op als ze klaar zijn voor een volgende stap en bijvoorbeeld concreet met een programma aan de slag willen. Of ze nemen direct contact met de aanbieders daarvan op, zoals Groentjessoep.”
Groentjessoep
Hanne Krämer geeft les aan groep zeven en acht op SBO Belle van Zuylen in Utrecht. Ze is coördinator voor de gezonde leefstijl op haar school.
Ze werd meteen enthousiast toen Petra haar vertelde over één van de aanbieders: Groentjessoep. “Hiervan dacht ik: dit zie ik zitten. Dit sluit perfect aan bij de kinderen op onze school.” Anne van Boven van Stichting Groentjessoep lichtte het concept vervolgens tijdens een studiedag nader toe en liet de collega’s een soepje proeven. Het concept van Groentjessoep is simpel: een vaste dag in de week krijgt elk kind groentesoep op school, met een leuke toelichting erbij van medeleerlingen uit groep zeven en acht. “Onze missie is om ieder kind in Nederland te leren hoe gezond eten helpt om lekker in je vel te zitten. Dus dat is echt iets anders dan het ‘eet-je-groente-op-anders-geen-toetje-imago’”, vertelt Anne. “Groentjessoep is echt bedoeld als een wat structureler programma. Rekenen leer je ook niet in één workshop.”
Groentjessoep start met een kick-off. Dan wordt aan alle kinderen van de school verteld waarom het belangrijk is om groente te eten. Anne: “We leggen uit: iedere kleur groente heeft een superkracht. En hoe meer superkracht je binnenkrijgt, hoe lekkerder je in je vel zit.
We werken met een soort regenboog. Elke week krijg je een kleur van de regenboog. Na de rode soep, krijgen ze oranje, dan geel, dan groen. Bij elke soep maken we een pakketje met tien à vijftien weetjes over wat er in de soep zit. Hoe groeit die groente? Waar groeit die groente? Wat doet het voor je? De soupmasters gaan, samen met de begeleider, aan de slag met de weetjes. Ze kiezen er twee of drie uit die ze meenemen naar de klassen. We merken dat je minimaal twee, drie keer ‘de regenboog door moet’ om het echt goed over te brengen.”
Hoe word je soupmaster?
Vier ‘soupmasters’, leerlingen uit groep zeven of acht, maken op Groentjessoepdag de soepen warm. Ze brengen de soep vervolgens naar alle klassen. En daarbij geven ze hen uitleg over wat er in de soep zit. Anne: “Dat is zo leuk om te zien: je ziet ze groeien op het moment dat ze een schort omdoen. En dat drijft mij dan weer.” Elke ouder krijgt elke week het recept van de soep die geserveerd wordt. Dus ze weten precies wat de kinderen krijgen.
“Hoe je soupmaster wordt? Nou, iedereen in de klas mocht solliciteren”, legt Hanne uit. “Eerst heb ik natuurlijk een filmpje laten zien. We hebben erover gesproken. Ik ben gewoon begonnen met de kinderen die ‘officieel’ gesolliciteerd hadden. Zij hadden op een briefje toegelicht dat ze zich opgaven en waarom. Ik heb ze allemaal aangenomen!”
Elke donderdag is Groentjessoepdag op Belle van Zuylen – voor alle kinderen op school, van groep een tot en met acht. De reacties zijn heel verschillend, vertelt Hanne. “En ook weer per soep heel wisselend. Bij alle soepen waar tomaat in zit, komen we bijna tekort. De soepen met een groen kleurtje zijn voor sommige kinderen iets moeilijker. En de kinderen steken elkaar ook aan natuurlijk. Ik heb een aantal leerlingen, die willen alleen maar meer, meer, meer eten. Er zijn er ook een paar die bij wijze van spreken een druppeltje al spannend vinden. Voor veel kinderen is de ervaring elke week nieuw. Er zitten groentes bij waar ze nog nooit van gehoord hebben. Maar ze worden wel door elkaar beïnvloed. En dus is het ook echt belangrijk hoe jij als leerkracht daarmee omgaat. Wij proosten er altijd even op. Ja, en dan zeg ik natuurlijk elke week: jongens, deze is écht lekker!”
*we verstaan onder speciaal onderwijs: SBO, SO, VSO en praktijkonderwijs